Dit soort armoede is onbeschrijflijk. Een gezin dat voor de armoede op het platteland gevlucht is en nu in nog grotere armoede verkeert aan de rand van de stad Medellin. (Colombia 1980) |
In de colleges ontwikkelingseconomie van professor Janssen uit Tilburg krijg ik te horen dat armoede in ontwikkelingslanden het gevolg is van een gebrek aan kapitaal en kapitaal heb je nodig om fabrieken te bouwen en allerlei dingen te maken. In arme landen is geen of weinig kapitaal. Alles is nodig voor voedsel en wonen. Sparen is er niet bij. Geen kapitaal omdat je niet kunt sparen, je kunt niet sparen omdat er geen kapitaal is.
Een vicieuze cirkel waar je niet uitkomt tenzij iemand anders je kapitaal bezorgt. Daar hebben we de Wereldbank voor, het Internationaal Monetair Fonds, regionale Ontwikkelingsbanken en andere internationale instellingen. De Verenigde Naties financieren met geld van rijke donorlanden projecten voor de opbouw van een onderwijs infrastructuur, autowegen en bruggen, arbeidswetgeving, gezondheidszorg enz.
Kapitaal is en tweesnijdend zwaard. Aan de ene kant dient het voor productie van goederen aan de andere kant kun je er arbeiders mee uitbuiten met als gevolg een enorme ongelijke verdeling van de armoede. In Colombia zie je met het blote oog dat weinigen heel veel hebben en velen erg weinig. De middenklasse met een redelijk vast inkomen, een huis, een auto en vooruitzichten op een nog betere toekomst is klein en legt weinig politiek gewicht in de schaal. De grens tussen arm en rijk is in vergelijking met Nederland veel scherper.
Wandel je vanaf de kathedraal in het centrum van de stad naar het zuiden dan loop je de armoede van de uitgestrekte krottenwijken tegemoet. Je raakt verzeild tussen eindeloze aan elkaar geklitte bouwsels gelegen aan stoffige zandweggetjes, op uitgestrekte vlakten of tegen de bergen aan, zonder fatsoenlijke watervoorzieningen en elektriciteit. Daartussen her en der verspreid winkeltjes met wat armoedige handel in eerste levensbehoeften of volstrekt nutteloze dingen om de tijd te verdrijven.
Wandel je naar het noorden dan kom je langs de betere huizen van de spaarzame middenklasse terecht bij ommuurde villa’s met ijzeren toegangspoorten en een bewaker. De muren houden de rijkdom binnen en de armoede buiten. Zelfs ons eenvoudige appartementsgebouw wordt dag en nacht bewaakt. Als we ’s avonds wat later thuiskomen, zit de bewaker verscholen in een poncho in de portiek van het flatgebouw. Beslist geen pretje om zo je geld te verdienen en nog gevaarlijk ook. Je kunt zo maar het slachtoffer worden van een overval.
Elke morgen, vroeg in de ochtend rijden bussen met werkers en werkzoekenden dwars door het centrum van de stad van zuid naar noord. De bussen zijn gevuld met bewakers, tuinlieden, dienstmeisjes, winkelbedienden, portiers enz. ’s Avonds zie je omgekeerde trek van het noorden naar het zuiden, terug naar wat hun thuis is, een thuis dat schril contrasteert met waar ze overdag geweest zijn.
Het buskaartje is voor al deze reizigers elke dag opnieuw een hap uit hun karige verdiensten. Als de kaartjes om de een of andere reden duurder worden, stijgende benzine prijzen bijvoorbeeld, dan barst meteen het protest los. Samen met studenten, die lijden ook zwaar inkomensverlies door verhoging van busprijzen, gaan ze de straat op. Het antwoord van de autoriteiten is voorspelbaar. Politie soms met hulp van het leger jagen de relschoppers van de straten. Even lijkt het erop dat een revolutie op komst is maar het is een strovuurtje dat meteen is opgebrand waarna het wachten is op het volgende strovuurtje.
Tot enige veranderingen van betekenis leiden de straatacties niet. Het blijft bij doormodderen. Iedereen is op zichzelf, zijn familie of vrienden aangewezen. De sociale verschillen blijven onveranderd. De twee politieke partijen, Conservatieven en Liberalen spelen elkaar de bal toe, houden dik aangezette verhalen over sociaal onrecht waarna alles bij hetzelfde blijft.
Sommigen, vooral jongeren, vluchten naar het gewelddadige verzet om hun droom van sociale rechtvaardigheid met geweld aan het land op te leggen. Met een geweer over de schouders groepsgewijs in een honderden kilometers verder gelegen afgelegen oerwoud met een geweer over je schouders rond marcheren om af en toe een politiepost te overvallen zet vooralsnog geen zoden aan de dijk. Dorpjes worden opnieuw opgeschrikt door geweld dat hun niets goeds brengt behalve meer geweld, onveiligheid en angst voor de toekomst. De gewapende revolutie is een kleine smerige oorlog die uiteindelijk meer ellende dan iets anders oplevert. Dat begin ik pas goed te beseffen nu ik hier in Colombia rondloop.
(wordt vervolgd)
Dat krijg je als het kapitaal niet eerlijk wordt verdeeld.
BeantwoordenVerwijderen