Vanwaar die obsessie met de kunstmatige dood bij D66? Ik denk dat het te maken heeft met de vooruitgangsidee dat leven en dood maakbaar moeten zijn. De maakbaarheid van leven en dood als de ultieme vorm van soevereiniteit van de mens over zichzelf. De mens zijn eigen god. De mens als het centrum, het begin en het eindpunt van het universum.
Uit naam van deze almacht kun je donordonatie verplichten via de overheid. Dat je daarbij de overheid inzet om de medemens potentieel te degraderen tot een object, een ding met organen, is daarbij slechts bijzaak. De maakbaarheid van de mens is hoofdzaak daarmee toont hij zijn almacht, zijn beschikkingsrecht over zichzelf en zijn leven. Dat de verplichte donordonatie afgedwongen solidariteit is die de onschendbaarheid van het lichaam aantast, is in dit licht bezien bijzaak. Het is mensenliefde die geen liefde meer is.
De andere kant van het maakbare leven is de maakbare dood. De zelfmoord moet gefaciliteerd worden eveneens door de overheid. De argumenten kunnen daarbij verschillend zijn, omdat het leven voltooid zou zijn, omdat het lijden zinloos is, omdat het individu zelf mag uitmaken wat het wil. De dood als pil op het nachtkastje, de ultieme vorm van de soevereiniteit van het individu, van het almachtige ik. Dat het aanbod de vraag schept met grote kans op misbruik, is in het licht van de maakbare dood eveneens bijzaak.
De idee van de maakbaarheid van leven staat haaks op de christelijke opvatting dat leven in beginsel een gift is van God en wat je gekregen hebt, mag je niet doden. Dat is zelfmoord. Maar ook zonder dat christelijk beginsel kun je je afvragen waartoe het idee van soevereiniteit van het individu toe leidt.
Hoe verhoudt het individu zich tot de gemeenschap der mensen? Is de gemeenschap niet meer dan een handkar waarop het individu wordt aangedragen waarna het eenmaal volwassen zijnde zijn gang kan gaan zonder nog rekening te houden met die handkar? Is een samenleving enkel een optelsom van individuen, van een hoeveelheid ikken die door hun toevallige aanwezigheid in een geografische ruimte, in een land met een taal en cultuur bijeen wordt gehouden of is een gemeenschap meer dan de optelsom der individuen?
Het laat zich aanzien dat de visie van D66 op mens en gemeenschap niet verder komt dan de gemeenschap als een optelsom van individuen. Voor D66 zijn gemeenschappen toevallige eenheden die net als het individu kunstmatig beheerd kunnen worden door de overheid. Het beheer van een dergelijke gemeenschap van individuen, die op hun beurt eigenlijk inwisselbare dingen zijn, is dan een kwestie van regels en afspraken of het nu om vluchtelingen, migranten, cultuur of taal gaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten