Flaptekst bij de Amerikaanse uitgave van "Looking for Gods' absence" (Sheed and Ward, New York 1960) |
Frans zelf noemt zijn zoektocht naar Gods afwezigheid onder de mensen romantisch en dat is het ook.
“Men kan het romantiek noemen, dat ik steeds erg geïmponeerd werd door mensen in hun werk of in hun gewone doen en laten. Dat waren de mensen, die op het veld arbeidden, jongens die met elkaar stoeiden of in liefdesvervoering met hun meisje langs de weg liepen, bussen met mijnwerkers die naar hun werk gingen of daarvan terugkeerden, de wijze waarop men door de straat racet, op een vrachtwagen springt of elkaar toeschreeuwt. Drommen mensen voor een bioscoop, de uitbundigheid van een zwembad of de “kapitalistische” welgedaanheid van een zomerterras voor een restaurant. Het gewirwar van het verkeer in de stad, de sfeer van een volle tram, de drukte van de spitsuren, fabrieken en kantoren die vol- en leegstromen, arbeiders op steigers en rondslenterende slungels. Dat alles zien wij en gaan wij voorbij, al hebben wij met iedereen op zijn tijd van doen.” ( Zie de inleiding van deNederlandse uitgave van deel I van ‘Ik zocht Gods afwezigheid’)
Je kunt het ook gewoonweg mensen-liefde noemen zoals ook de schrijver van de flaptekst van de Nederlandse uitgave doet.
“ Door als insider van het arbeidersmilieu het leven in de eigen vertrouwvolle sfeer mede te leven en daardoor deel te hebben aan de zorgen en noden aan het denken en leven van hen die hij wilde leren kennen, kwam hij tot het onverwachte resultaat van zijn onderzoek, dat hij deze mensen leerde hoogachten en liefhebben.”
De romantiek was er eerder dan het onderzoek dus zijn mensenliefde ook. Je begint niet aan zo een zoektocht naar God onder de mensen als je de mensen zelf niet liefhebt.
Ook daarin herken ik Frans. Ik ben sociologie en daarna politicologie gaan studeren omdat ik, zoals ik dat toen nog onbeholpen formuleerde, met mensen bezig wilde zijn. In mijn geval zou het overdreven zijn geweest om van mensenliefde te spreken. Zo romantisch ben ik nu ook weer niet.
Het was en is betrokkenheid bij de mensen. Dat is ook waarom sociologie en daarna politicologie mij uiteindelijk niet echt konden bekoren. Langzamerhand besefte ik dat het een mooie start is om greep op het thema mensen te krijgen maar uiteindelijk onbevredigend voor de toekomst.
Ik wil geen kamergeleerde worden die vanuit theoretische inzichten voorzichtig met zijn tenen de temperatuur van de samenleving meet. Ik wil niet slechts toeschouwer zijn maar daadwerkelijk bij de feiten betrokken worden. Ik wil op de plaats zijn waar het gebeurt. Ik ben de detective ter plaatse.
Tijdens onze wandelingen spreekt Frans in dit verband van "insider" zijn, dat gaat een stap verder dan toeschouwer zijn. Als toeschouwer sta je helemaal buiten het gebeuren, als insider hoor je er bij al is het maar voor een deel. Dat gevoel er bij te willen horen, je leven delen met anderen zelfs onbekenden is in wezen een romantisch gevoel. Een gevoel dat haaks staat op dat van de toerist die even een kijkje komt nemen en aan de oppervlakte blijft.
Hoe wordt je van een outsider een insider? Volgens Frans heb je daar een sociale antenne voor nodig waarmee je jezelf op de golflengte van de ander kunt afstellen. Dat vereist een open geest en een oprechte belangstelling voor de ander ongeacht zijn of haar afkomst, achtergrond en sociale status.
Dat vergt inspanning die verder gaat dan een praatje en een handje. De ander leren kennen is niet slechts een kwestie van een interview of een enquete zoals ik in het kader van politicologisch onderzoek heb gedaan bij werklozen en bij op statistisch verantwoorde wijze geselecteerde burgers. In beginsel moet je bereid zijn het leven van de ander te delen, op zijn minst voor een tijdje.
Maatschappelijk werker had ook nog gekund, maar dan ben je vooral een tijdelijke probleemoplosser.
BeantwoordenVerwijderen