Na een week varen met als enige afwisseling vliegende vissen op het voordek en regenbuien in de verte, worden we wakker zonder het gebrom van scheepsmotoren. Het schip ligt na een week varen ineens roerloos stil. Verbaasd openen we de gordijnen van onze kajuit. We kijken uit op een bergketen waartegen kleine in groene en blauwe pastelkleuren geschilderde huisjes geplakt zitten. We beseffen dat dit een historisch moment is in ons nog jonge leven. Voor het eerst zien we Zuid Amerika daadwerkelijk, bijna tastbaar voor ons ons liggen.
Zoals de kapitein ons gisterenavond aan tafel heeft geadviseerd, nemen we een taxi naar de hoofdstad Caracas. Met een visum voor een dag van de havenautoriteiten rijden we over de gloednieuwe snelweg, het asfalt glimt nog van nieuwigheid, de witte strepen blinken in de ochtendzon, door tunnels dwars door de bergen naar de stad. De snelweg, aangelegd met geld van de Wereldbank, is een teken van vooruitgang en moderniteit. Een goed half uur later, na de laatste tunnel ligt de stad voor ons uitgestrekt in een langwerpig dal ingeklemd tussen de bergen.
Verbazingwekkend zijn de honderden of misschien wel duizenden als dozen tegen de hellingen van de bergen gestapelde bakstenen hutjes. Daar wonen de nieuwkomers van het platteland die uit arrenmoede genoodzaakt zijn op een gratis stukje helling te gaan wonen. Terwijl wij naar boven kijken naar hun schamele onmacht, kijken zij neer op de geëtaleerde rijkdom van de stad met zijn moderne woontorens en winkelcentra waar druk verkeer zich tussendoor wringt. Venezuela moderniseert in rapper tempo dan ik dacht.
Het stikt in de binnenstad van de Amerikaanse auto's met hun overdaad aan chroom en kingsize afmetingen. Venezuela is het land van de nieuwe rijken. Die willen nogal eens flink uitpakken met smakeloze patserige rijkdom. De VS hebben zo hun volgelingen en fans. Hier en daar vangen we tussen de auto's een glimp op van het verleden, een kar met een paard of een man die te paard zit.
Venezuela is rijk dankzij zijn enorme olievoorraden die verderop in het meer van Maracaibo worden opgepompt om tegen een absurd lage prijs als benzine in de buiken van de auto's te verdwijnen en natuurlijk voor de export. De olie wordt niet in Venezuela zelf geraffineerd maar op Curacao, dat als laatste restje van het Nederlandse koloniale imperium, politiek stabieler is. Dat de rijkdom de mensen van het platteland als vliegen op stroop naar de stad trekt, spreekt vanzelf. Daar boven op hun stukje berg wachten ze op op hun deel van de koek.
Eenmaal terug op de boot treffen we in de salon twee naar eigen zeggen Zwitserse migranten achter een flesje Heineken aan. Ze hebben net een lading verse tomaten van hun landbouwbedrijf gelegen in het binnenland, afgeleverd. De olierijkdom is de pest voor het land vinden ze. De Venezolanen houden nu nog minder van werken dan vroeger. Ze zijn liever lui dan moe net als apen hangen ze liever een beetje rond. Het is moeilijk om genoeg mensen te vinden voor de tomatenpluk. Ik schrik van hun woorden die getuigen van dedain voor de lokale bevolking en een misplaatst gevoel van superioriteit. Beleefd als ik ben opgevoed hou ik mijn mond en denk er het mijne van. Zijn het wel Zwitsers en betalen ze wel genoeg voor het plukken van tomaten?
(wordt vervolgd)
Dat de olie Venezuela weinig goeds heeft gedaan, is de afgelopen decennia wel gebleken.
BeantwoordenVerwijderen