dinsdag 10 november 2020

HOE WORD JE HARTPATIËNT? DEEL 1

Het kabinet van de huisarts met een stagiaire.

Hoe word je hartpatiënt? Bij mij ging dat van de ene dag op de andere dag zoals met de meeste ziektes die ik heb gehad. Op een kwade dag klopt een ziekte aan je deur en zie er dan maar weer eens af te komen. Waarom de ziekte bij je langs komt? Dat weet je nooit. Natuurlijk, iedereen doet zijn best om daarop een antwoord te geven maar een echt antwoord is er niet. Was je even op de verkeerde plaats, heb je per ongeluk iets verkeerds gegeten, is het aangeboren (het inmiddels beruchte DNA) of is het een lullig ongeluk? Hoe je het ook bekijkt, het blijft pech. Dat is ook meteen het moeilijkste. De pech accepteren.

Eenmaal ziek besef je dat het gedaan is met de maakbaarheid van de wereld en zelfs met die van je lijf. Je bent van het ene moment op het andere moment machteloos aangewezen op de wereld van de genezers. Zij beloven je weer heer en meester te worden over lijf en leden. Beloftes die niet altijd waar gemaakt worden zodat je begint te vrezen dat je goddelijke bewustzijn het samen met je lijf zal begeven. Wat dan rest is het levenloze lichaam dat teruggeven wordt aan waar het vandaan is gekomen. Vanuit het niets naar het niets.

Gelukkig was ik slechts voor een onschuldige aandoening bij mijn huisarts, zo onschuldig dat ik me die niet eens meer kan herinneren. Mijn huisarts is een van de vriendelijkste, aardigste en beste die ik ooit gehad heb. Een wat je noemt arts voor en onder de mensen. Ik noem hem Hans. Eigenlijk heet hij Cor maar Hans past beter bij hem. Dat heb je soms met namen. Je hebt mensen waarvan de naam niet past bij hun verschijning. Een Monique die er uitziet als een Ingrid of een Henk die praat alsof hij Eugéne heet.

Hans zorgt buitengewoon goed voor zijn patiënten. Dat begint al met twee keer per dag consult. Des morgens van 9 tot 11 uur, des namiddags van 6 tot 9 uur. Op stipt negen uur in de morgen of of om zes uur des avonds maakt hij de deur van zijn praktijk aan de zijkant van zijn private woning open. Dan staat er al een rijtje wachtenden klaar voor consult, meestal een stuk of drie vier. In de volgorde van de rij schuiven we de wachtkamer binnen waar drie rijen stoelen langs even zoveel muren op ons staan te wachten.

De wachtkamer is geen voorgeborchte van een ziekenzaal, geen aankondiging van een toekomstige lijdensweg naar de dood maar een ruim bemeten kamer met zacht licht als van een huiskamer. Er ligt een hoop te lezen, de bekende roddelbladen, Suske en Wiskes en serieuze weekbladen. Aan de muur hangen smaakvolle reproducties of treffende foto’s. In de hoek staat een kleine TV die je kunt bedienen. Zoals overal lezen de meeste wachtenden niet. Ze kijken peinzend voor zich uit waarschijnlijk met hun gedachten bij hun ongemak.

De TV is een dankbare afleiding. Meestal staat een Vlaamse soap op. In een soap kun je gemakkelijk in en uitstappen. Het maakt niet uit waar je begint te kijken en waar je ophoudt. Soaps hebben een eeuwigdurende plot. Ze gaan nergens over. Het zijn aangeklede emoties. Ze draaien om problemen met geld, liefde en seks. Het komt erop aan om met ernstige mimiek de problemen tot drama te maken, drama op de vierkante centimeter. De acteurs voeren als huisvrienden een toneelstuk in een rijwoning op.

Wij in de wachtkamer kijken en zwijgen voornamelijk. Als er gepraat wordt, wat een enkel keer het geval is, dan is het op fluistertoon. Niemand wil de ander storen in zijn overpeinzingen. Het blijft bij een bescheiden praatje over de lange wachttijd, wie er aan de beurt is en dat het weer mee of tegen zit. Het lange wachten wil mij wel eens dwars zitten wat niet eerlijk is. Hans maakt namelijk zijn spreekuur zo lang als nodig is. Ziek zijn kent geen tijd, vindt Hans.

(morgen verder)
 

What do you want to do ?
New mail

Geen opmerkingen:

Een reactie posten