vrijdag 12 oktober 2018

DE EENZAAMHEID VAN VLAANDEREN 59

 
Dankzij zijn vasthoudende politiek en zijn Vlaamse nationale ideeën wordt Geert Bourgeois na een lange weg, een weg die begon in 2001 met de Nieuw-Vlaamse Alliantie N-VA, in 2014 minister-president van Vlaanderen. Zijn eerste bezoek was aan minister president Rutte die hem in oktober 2014 ontving op het Catshuis. Nederland is een belangrijke bondgenoot voor Vlaanderen, misschien wel de belangrijkste. 
Uit de afsplitsing Vlaams-Nationaal van de Volksunie wordt de Nieuwe Vlaamse Alliantie N-VA geboren die na verloop van tijd de Volksunie naar de kroon zal steken. Met de N-VA herrijst het centrum rechtse Vlaamse nationalisme als een feniks uit de as van de Volksunie. De creatieve destructie van de Volksunie maakt als het ware nieuwe nationalistische politieke krachten vrij. Maar zoals altijd, alle begin is moeilijk.

“Omdat de groep Vlaams-Nationaal net geen 50% van alle leden kon bekoren, moest de naam Volksunie evenwel verdwijnen. Op 13 oktober 2001 keurde de partijraad de naam Nieuw-Vlaamse Alliantie, de beginselverklaring van de N-VA en het manifest van de N-VA goed.
Onder leiding van Geert Bourgeois ging de partij in 2003 voor de eerste maal naar de verkiezingen, maar enkel in West-Vlaanderen slaagde de jonge partij erin om de nieuwe kiesdrempel van 5% te halen. De kiesdrempels waren ingevoerd door de paars-groene regering Verhofstadt(1999-2003 met VLD, SP.A en Agalev (deze groene Partij ‘Anders Gaan Leven’ onthield zich bij de stemming), PS,MR en Ecolo. De partij behield dus enkel Geert Bourgeois als parlementslid, en was niet meer vertegenwoordigd in de Senaat."
(Wikipedia:Nieuwe-Vlaamse Alliantie)
 

De kiesdrempel is bedoeld om partijpolitieke versplintering te voorkomen. In de praktijk betekent dit dat er een zeker ”democratisch tekort” ontstaat. “Een democratisch tekort of democratisch deficit ontstaat wanneer ogenschijnlijk democratische organisaties of instellingen in feite tekortschieten bij de vervulling van wat ze verondersteld worden te doen voor (het respecteren van) de beginselen van de democratie. Voorbeelden zijn de aanwezigheid van kiesdrempels, bijzondere meerderheden, een grote invloed van lobbygroepen, het onvoldoende doorwegen van de stem van het parlement in beslissingen of het niet voldoende rekening houden met de uitslag van een referendum.” (Wikipedia: Democratisch tekort)

In België is sprake van een bijzonder democratisch tekort, het gevolg gegroeide verhouding tussen de Vlaamstalige meerderheid en de Franstalige minderheid. Zo bepaalt de Grondwet dat bepaalde materies die de taalgroepen aangaan slechts kunnen geregeld worden bij bijzondere wet (grendelgrondwet). Daarnaast bestaat ook de alarmbelprocedure, die bedoeld is om te verhinderen dat één taalgroep éénzijdig een wetsvoorstel kan doordrukken. Ook moet er pariteit zijn in de ministerraad. Deze vele grendels zorgen er volgens sommige auteurs voor dat de Franstalige minderheid een de facto vetorecht heeft.

Het is dit vetorecht dat de Vlaamse nationalisten willen omzeilen door meer en meer federale bevoegdheden over te hevelen van de Belgische federatie naar de Vlaamse gemeenschap. Het vergrendelde politieke gewicht van  de Franstalige minderheid is daarmee tegelijk bindende en middelpuntvliedende kracht van België. Deze tegengestelde krachten verklaren waarom de Belgische politiek bijna permanent in crisis verkeert die dan weer bezworen moet worden door ingewikkelde en langdurige onderhandelingen tussen Vlamingen, Walen en Brusselaars. Dat zijn soms heel ingewikkelde en moeizame onderhandelingen.

Het gevolg is dat de Vlamingen op alle niveaus sterke onderhandelaars zijn geworden. In tegenstelling tot Nederlanders laten ze niet meteen het achterste van hun tong zien. Nederlanders zijn geneigd dit achterbaks te noemen. Over het algemeen bereiden Vlamingen de onderhandelingen gedegen voor in de wandelgangen zodat aan de officiële onderhandelingstafel de behaalde resultaten nog slechts bevestigd hoeven te worden. Nederlanders hebben dan vaak het nakijken. Zij dachten dat aan tafel er nog ruimte zou zijn om argumenten met voors en tegens uit te wisselen.

Vlamingen hebben in de loop der jaren geleerd hun onderhandelingspartners nauwgezet te bestuderen, ze proberen zich een beeld te vormen waar het de politiek tegenstander om gaat en stemmen daar hun tactiek en strategie op af. Daarom beheersen de Vlamingen de taal van hun reguliere onderhandelingspartners - de Franstaligen- tot in de puntjes. Daardoor voelen ze de fijne nuances aan tussen hun eigen taal en die van de Franstaligen. Voor Nederlanders is dat moeilijk, zelfs in de Engelse taal die Nederlanders beter zouden beheersen.

Vanwege de ingewikkeldheid van de onderhandelingen zijn de Vlamingen handig geworden in het gebruiken van procedures ten behoeve van de eigen doelstellingen. Internationaal zijn Vlamingen net als Nederlanders een minderheid maar ze weten zich vaak aan de onderhandelingstafels beter te positioneren. Nederlanders zijn daar minder gevoelig voor en menen dat een debat of een meningsverschil vooral beslecht wordt door vlakuit gesproken argumenten of nog erger principes, wat vaak niet het geval is. Die worden meegewogen maar zijn niet altijd doorslaggevend.

(verschijnt elke vrijdag)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten