dinsdag 17 april 2018

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 36

Victoria's secret, Luchthaven Zaventem 2014

De beide zusjes H. genieten van onze jongens aandacht. We flirten er op los, zij iets beter dan wij. De oudste is lang en slank, haar jongere zus molliger. Ze bespelen ons met hun uitwaaierende zomerjurkjes boven hun blote benen en half hoge hakken. Achteloos elegant strijken ze door hun haren, de een donker de ander blond. Als de wind vat krijgt op hun jurk slaan ze die achteloos naar beneden. Ondertussen vangen we een glimp op van wat wel eens een belofte kan zijn. Ze lachen met hun hoofden lichtjes schuin en kijken als met verwondering naar ons. Wij krijgen er geen genoeg van.

Soms legt een van de meisjes zo maar ineens haar hand op mijn fietsstuur. Ik praat zo achteloos mogelijk door. Ineens raakt ze als per toeval met haar pink mijn hand. Een lichte tinteling verplaatst zich met de snelheid van het licht van mijn hand naar mijn rug. Ik stel onmiddellijk vast dat de wet van Einstein klopt. Energie met de massa van nog geen pink verplaatst zich met de snelheid van het licht door mijn lichaam. Ik voel het universum in mij, wat zeg ik, ik ben het universum. Hoe is dit alles toch mogelijk? De pink van een meisje als het universele bewijs van de wet van Einstein? Ik voel me groot en klein tegelijk, onhandig ook en een beetje klungelig maar tegelijkertijd heel groots.Wat een pink van een meisje al niet vermag!

Verliefd ben ik niet, op geen van beiden, maar ze betoveren mij wel met hun uiterlijk, hun gebaren en hun blikken. Bij tijd en wijle raak ik er door van slag af. Ik probeer ontspannen te blijven op mijn fiets zonder de betovering te breken. Bij het intreden van de schemering daalt een waas van romantiek en verliefdheid over ons heen. De meisjeswereld bezorgt ons hartkloppingen. We gaan zo op in elkaar dat daar buiten geen wereld meer lijkt te bestaan totdat de lantaarnpalen zachtjes aan gaan en de meisjes naar binnen worden geroepen. We nemen opgewekt afscheid met een tot morgenavond. Uitgelaten fietsen we naar huis. Mijn vriend J. fluit er een deuntje bij.


Maar het kan niet elke dag bal zijn. Soms zijn de meisjes er niet, soms zijn we vanwege beslommeringen te laat om nog naar de meisjes H. te gaan. Gelukkig hebben wij zelf in onze straat, halverwege tussen ons in, onze eigen straatlantaarn. Daar genieten mijn vriend en buurjongen  J. en ik van de lenteavonden leunend tegen de lantaarnpaal of gezellig gezeten op de stoeprand. Na verloop van tijd krijgen we uitbreiding van ons kleine gezelschap met ons beider buurmeisje. 

(verschijnt elke dinsdag)

4 opmerkingen:

  1. Heb jij ook meegedaan aan 'stenen gooien naar de heidenen in de buurt, de protestanten dus?' Zoals Ruud Lubbers dit beschrijft in zijn boek 'Persoonlijke herinneringen'(blz. 69).

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Nee, ik heb nooit ruzie gemaakt met protestantse medeleerlingen. Integendeel, ik ben zelfs hevig verliefd geweest op een protestants meisje maar helaas zij niet op mij. Ruud L. is Jezuïtisch katholiek, ik ben van de Carmel.

      Verwijderen