woensdag 27 april 2016

DE BOOSAARDIGE WERELD VAN JHERONIMUS BOSCH (HET DRIELUIK "DE HOOIWAGEN")

Jheronimus Bosch, De Hooiwagen, 1516, Prado, Madrid

Jheronimus Bosch heeft een pessimistisch mensbeeld. Kijk maar naar zijn drieluik “De Hooiwagen” ( 1516, El Prado in Madrid) dat op de tentoonstelling in den Bosch te zien is. Op het linker luik staat het Bijbels scheppingsverhaal dat, zoals je helemaal onderaan het schilderij ziet, er op uitdraait dat de eerste mensen voor straf door God - hun schepper - door een engel uit het paradijs worden gezet. Geen wonder. Ze zijn ontrouw geweest aan hun schepper omdat ze tegen zijn uitdrukkelijk verbod in van de boom van kennis van goed en kwaad hebben gegeten. Weg is de onschuld. Ze zijn voortaan schuldig. Weliswaar verleid door de duivel in de vorm van een slangenvrouw, zoals op het schilderij is te zien, maar dat maakt de ontrouw en de schuld er niet minder om. 

Het linkerpaneel van de Hooiwagen met helemaal boven  God die net Eva heeft geschapen uit een rib van Adam die op de grond ligt te slapen. Daaronder de appelboom met de slangenvrouw die Eva verleidt om de appel van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. Onderaan worden Adam en Eva door een gewapende aartsengel uit het paradijs verdreven.

Dat de mensen sindsdien geneigd zijn tot alle kwaad, laat Bosch ons zien op het middenpaneel, meteen ook het belangrijkste stuk. Op dat paneel is geen normaal mens te vinden. Centraal op het paneel is een hoog opgetaste hooiwagen, symbool voor  “voor alle mogelijke vormen van begeerte, of beter, voor de ijdelheid van het najagen van deze begeerten” ( zie “De ‘geheimtaal’ van Jheronimus Bosch”, een interpretatie van zijn werk door Jeanne van Waadenooijen (uitgeverij Verloren, Hilversum 2007, blz. 193). Je kunt het ook kortweg als geld zien waarvoor je alle begeerten kunt kopen of wat dacht je van Panama papers?  

Achter de hooiwagen rijden plechtig te paard gezeten een koning, een keizer en zelfs een paus samen met andere belangrijke mensen. Ze vormen als het ware een processie van eerbetoon aan de kar met hooi. Om de kar heen krioelt het van allerlei gespuis dat op de de een of andere manier probeert wat van het hooi te pakken te krijgen. Ze zijn daar zo druk mee dat ze niet eens in de gaten hebben dat ze verpletterd worden door de wielen van de kar. Om de kar heen wordt geroofd en gemoord om hooi. De tijden zijn niet veranderd, kijk maar naar het NOS journaal.

Net onder het midden van het paneel vindt een roofmoord plaats op klaarlichte dag. Rechts onderaan zit een dikke priester van het goede leven, omringd door begijnen die hooi verzamelen. Een van de begijnen flirt met een fluitspeler door hem hooi aan te bieden voor zijn worst. Daarnaast is een kwakzalver met hooi in zijn zak bezig voor tandarts te spelen. Links van hen probeert een vrouw een andere vrouw te bestelen. Naast hen wordt een varkenskop boven een vuur gebraden. Ongure taferelen waarvan de details ons moderne kijkers ontgaan.  We zijn de betekenis van de beelden in de loop der eeuwen kwijt geraakt. We kunnen ze hooguit nog vermoeden of trachten te achterhalen met hulp van afbeeldingen, boeken en teksten uit de tijd van Bosch. Maar in die tijd begrepen de meeste mensen waarschijnlijk meteen wat de schilder bedoelde.

Het middenpaneel van de Hooiwagen. Links de plechtige processie achter de wagen met koning, keizer, paus en andere hoogwaardigheidsbekleders voor. Rond de wagen allerlei gespuis dat hooi van de kar probeert te plukken. Rechts duivels die de Hooiwagen trekken. Daarachter nog meer volk dat ook zijn deel van het hooi wil hebben. Op de voorgrond mannen en vrouwen die op de een of andere manier hooi binnen halen. In het centrum  van het schilderij een  openlijke roofmoord. Bovenop de hooiwagen de strijd tussen liefde en lust, tussen engel en duivel.

De kar wordt getrokken door allerlei soorten duivels en aanverwant addergebroed. Hier komt het talent van Bosch om kwaadaardigheid uit te beelden pas goed tot zijn recht. Onze eigen fantasie schiet tekort bij het zien van deze beelden. Achter dit duivelsgebroed zien we een opdringerige massa volk die zich begerig op de hooiwagen stort om ook hun deel te krijgen. Zo te zien, is de poort boven hen net open gegaan. Ze worden als het ware losgelaten op de hooiwagen.

Notabene bovenop het hooi zien we zo op het eerste gezicht een vredig tafereel van een kussend stelletje en een stelletje dat muziek maakt. Maar schijn bedriegt. De fluitist achter de vrouw heeft veel weg van een duivel, terwijl rechts een engel wanhopig in gebed is met zijn ogen gericht op de half naakte Christus in de wolken. Aan zijn wonden te zien, gaat het om de gekruisigde Christus, de zoon van God die voor onze zonden aan het kruis is gestorven. Hij heft zijn armen wanhopig ten hemel. Blijkbaar heeft zijn kruisdood niet geholpen om de mensen op het rechte pad te houden. Bosch laat met deze taferelen op de hooiwagen de strijd zien tussen liefde en begeerte (engel en duivel) waarbij, gezien de wanhoop van de engel en de vreugdedans van de duivel, de verkeerde afloop al vaststaat.
Het rechterpaneel van de Hooiwagen verbeeldt de hel waar de zondaars voor eeuwig worden gestraft voor hun zonden.

Het rechterluik brengt in beeld wat ons mensen te wachten staat als we onze begeerten blijven najagen. We worden door duivels naar de hel gebracht waar we eeuwig verdoemd zullen zijn en de ergste straffen zullen ondergaan, straffen die een uitvergroting zijn van onze begeerten. Zo zien we een man waarvan zijn geslacht is veranderd in een pad. Onder bij de brug is een visduivel bezig een gulzigaard te verslinden. Boven rijd een met een pijl doorboorde man op een stier. Hij is vermoedelijk een rover, misschien wel een kerkrover vanwege de kelk die hij in zijn handen heeft. Ook hier weer gebruikt Bosch al zijn schilderkunstige talenten om ons te overtuigen van de ernst van de zaak.

De gesloten panelen van het drieluik "De Hooiwagen". In het midden de marskramer, de goede mens die omringd door het boosaardige van de wereld zijn pad probeert te volgen.


Pas als we het drieluik dicht doen, zien we de goede of wat volgens Bosch een normaal mens zou moeten zijn, in het centrum van het schilderij. Hij is een marskramer die loopt door een wereld vol kwaadaardig gevaar. Aan zijn voeten liggen gebleekte beenderen waarop een kraai zit. Achter hem wordt een man beroofd. Rechts van hem danst een paar dat het een lieve lust is. In de verte op een heuvel zien we een galg. Voor hem een wankel bruggetje. Met zijn stok probeert hij een kwaadaardige hond van zich af te houden. Alles wat hij heeft, draagt hij op zijn rug. Hij is het tegendeel van de mensen die we op het middenpaneel van het drieluik hebben gezien. Hij laat zich niet leiden door begeerte naar meer maar volgt deemoedig zijn pad. Ondanks al die boosaardigheid kijkt hij deemoedig en onaangedaan alsof de wereld hem niet langer aangaat. De marskramer heeft afstand genomen van de wereld en is op weg naar de geestelijke wereld van gods liefde en rechtvaardigheid.

2 opmerkingen: