Ik heb de overgang van dorp naar stad als kind en scholier meegemaakt. Mijn grootouders aan vaders kant leidden het leven van de kleine boer met de bijbehorende cultuur en mentaliteit die voor een groot deel werden bepaald door de Rooms Katholieke kerk. Het was de kerk, vertegenwoordigd door mijnheer pastoor of de kapelaan, die de normen en waarden, het gedrag van de mensen en de feestdagen tevens de enige vrije dagen, vaststelde.
De stadse kant leerde ik kennen bij mijn oma en opa aan moederskant. Ook in hun leven speelde het katholieke geloof en de kerk een rol, maar minder dwingend. Zo was de pastoor erop tegen dat hun dochter - mijn moeder - bij het korfballen speelde. Dat is een gemengde sport en dat kan niet volgens de toenmalige zedenleer der geslachten. Toch mocht ze van haar ouders lid blijven.
Mijn stadse oma en opa hadden geen kippen en varkens en ook geen groententuin. Dat kon ook moeilijk want zij woonden in een huurhuis in een rij in de Linkensweg, niet ver van het centrum. De woning was eerder stads dan boers. De woonkamer was aangekleed met een sofa met daarboven een wandkleed, een namaak pers als tafelkleed en zware eikenhouten meubelen. De eetkeuken was van een moderne snit met kastjes, een aanrecht, een gootsteen met stromend water uit de kraan. Het toilet was op de gebruikelijke plek in de gang naast de voordeur. Boven waren echte slaapkamers, gescheiden door muren. De kleine achtertuin was een stadse siertuin.
Hoe anders woonden mijn oma en opa aan vader's kant. Hun huis stond op het Schaijksveld (tegenwoordig Schadewijkstraat) aan de rand van Oss, een buurt met een lagere status dan de Linkensweg. Vanaf het erf naast het huis keek je uit op het open veld met akkers. Aan de voorkant van het huis bevond zich de voordeur met meteen daarachter een smalle gang met rechts de kleine voorkamer waar heel zelden gebruik van werd gemaakt. Aan het eind van de gang kwam je in de ruime woonkeuken. Achter de keuken kwam je via een kleine gang op de deel, het boerderij-gedeelte.
De deel was in mijn jeugd niet meer in gebruik als stal. In plaats daarvan was er een kookplaats met butagas en was er een poepdoos ingebouwd. Voor de rest diende hij als opslagruimte. Achter het huis was het een kleine boerenbedoening met varkens en kippen, een groentetuin met o.a. diverse bessenstruiken en de zoei waardoor het afvalwater van de keuken naar de sloot liep. De deel was een handige ruimte voor om bruiloften te houden.
In de woonkeuken stond een kolenfornuis waar altijd een ketel water op stond. De aanrecht was een gootsteen met een waterpomp en een aanrecht. In het midden stond een grote tafel met stoelen. De zandvloer had plaats gemaakt voor plavuizen. Er hing een grote klok en er stonden twee boerenkasten, een hoge en een lage. Op de lage stond met kerstmis elk jaar een heel grote kerststal.
Vanuit de keuken kwam je op de opkamer en door een luik onder de trap naar de opkamer kwam je in de kelder waar ingemaakte groenten en fruit werd bewaard. De ouder slaapkamer was de opkamer. De slaapkamers op zolder waren eenvoudig afgetimmerde ruimtes beplakt met behang en kranten.
In het geestelijke en culturele leven stond de kerk centraal. De katholieke feestdagen werden op gepaste wijze gevierd en de voorschriften zoals op vrijdag geen vlees of boter nageleefd. De kinderen werden met enige feestelijkheid gedoopt, de eerste en plechtige communie van de schoolkinderen was een gelegenheid om goed feest te vieren. Kerstmis en Pasen waren hoogtijdagen die begonnen met het bijwonen van een mis, met Kerstmis was dat uiteraard de nachtmis. Sinterklaas was een gezellig familiefeest met vooral cadeautjes voor de kleinkinderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten