Mijn eerste ervaringen met straatfotografie. Bogotá 1972. Veel daklozen zwerven door de stad. |
Mijn Nijmeegse vrienden waaronder mijn jongere broer schrijven over hun besognes, besognes die ik zelf ook had voor mijn vertrek maar hier in Colombia ineen schrompelen tot luxe problemen. Ik schrijf wekelijks brieven van soms 10 velletjes blauw luchtpostpapier over ons nieuwe leven in de miljoenen hoofdstad. Alles is nieuw, de omvang van de stad -Amsterdam is er een dorp bij - met alles erop en eraan: de onvoorstelbare armoede die je overal tegemoet komt, op straat, in de wijken tot in de bus toe. Je weet niet hoe je moet kijken als een man zonder benen van ongeveer veertig jaar zich de bus in hijst en op een plankje met wieltjes de gang in rolt en begint te bedelen. Niemand kijkt verbaasd, niemand zegt iets.
Het verkeer is net zo chaotisch als de maatschappij. Alles en iedereen rijdt door en naast elkaar, glimmende patserauto's recht van de dealer naast tot op de draad versleten taxi's, luxe bussen naast volgepropte gammele bussen. De politiebewaking bij banken, bedoeld om je als klant een veilig gevoel te geven, geeft ons het onveilige gevoel dat we elk moment overvallen kunnen worden.
In de Nijmeegse brieven lees ik dat de dialoog tussen studenten van de studentenbond en de pas benoemde hoogleraar H. maar niet wil lukken. Dat verbaast me niks. Voor mijn vertrek nodigde hij een groepje studenten bij hem thuis uit om bij een kopje koffie met een koekje over onze meningsverschillen te praten. Goed bedoeld maar het liep op niets uit. We komen uit verschillende werelden.
Het ergste vond ik zijn veronderstelling dat ons radicalisme een reactie was op onze autoritaire opvoeding. Dat was een vooroordeel en tegelijk een bagatellisering van onze opvattingen.
Hoe hij er bij kwam dat we kinderen van autoritaire ouders zijn, weet ik niet maar zijn uitlating werkte averechts. Misschien dacht hij dat Roomse jongens per definitie streng worden opgevoed wat niet het geval is. Ik heb er in ieder geval nooit last van gehad. Mijn jongere broer uiteraard ook niet en mijn medestudenten over het algemeen ook niet. Een Roomse jeugd was vooral ook een blije jeugd al zal hier of daar wel een autoritaire vader zich hebben laten gelden.
Ik vreesde toen al dat het niet goed zou komen tussen hoogleraar H. en ons Roomse rebellen. We mogen dan in hetzelfde land wonen, onze wereldbeelden waren verschillend, onze mogelijkheden tot dialoog te beperkt. De goede bedoelingen van professor H. konden daar helaas weinig aan veranderen. We waren met hem in een Grieks drama verzeild geraakt waarin ieder zijn rol speelt zonder er ook maar iets aan te kunnen veranderen.
Mijn jongere broer schrijft dat de vertegenwoordigers van de studentenbond, die intussen is omgedoopt tot socialistiese studentenbond, in de instituutsraad geen ruimte krijgen voor hun ideeën. Socialistiese wetenschapsbeoefening bestaat in de ogen van H. niet en daarmee is de kous af. Daarom - zo gaat mijn jongere broer verder in zijn brief - gaan ze hun heil zoeken in acties buiten de universiteit, aansluiting zoeken bij de maatschappij. Universiteit en studenten moeten uit hun wetenschappelijke ivoren toren komen en zich in dienst van het volk stellen.
“Met de bond lijkt het iets beter te gaan. We willen nu zelf, los van het instituut, een project starten over de woningnood waarbij met name gelet zal worden op de relatie tussen politiek, kapitaal en woningnood. Verder is er nu een groep van acht man die in de wijk werkt samen met Henk K. (ja die) om mensen te adviseren over woonproblemen, sociale dienst, bijstandswet enz. We willen het overigens niet alleen houden bij adviseren en brieven schrijven, maar ook AKTIE voeren. Zoals je wel zult begrijpen, zul je daarvoor echter eerst het vertrouwen van de bevolking moeten winnen.” (brief van 12 juni 1971)
De Nederlandse kiezers willen ook al niet meewerken aan radicale veranderingen zo lees ik in de brief. Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen won de PvdA vier zetels en verloren de drie confessionele partijen KVP, AR en CHU samen acht zetels. Een verschuiving in de machtsverhoudingen tussen Christen democraten en Sociaal democraten die lang niet ver genoeg gaat.
“De verkiezingen zijn wederom een schijninstrument voor radicale veranderingen gebleken”…met het verdwijnen van het confessionalisme, is het socialisme nog niet gevestigd. Daarom: op socialisten sluit de rijen (PSP, CPN, buitenparlementaire oppositie en eventueel PvdA en de linkse confessionelen)."
Dat laatste was een verrassing. Natuurlijk, ik wist wel dat het socialisme of varianten daarop aan populariteit wonnen onder de studenten politicologie maar dat het zó snel naar het socialisme zou gaan, had ik niet gedacht. De deelname aan de instituutsraad werkte ook al averechts.
(wordt vervolgd)
Onvrede over de maatschappij is van overal en van alle tijden. en lijkt het in de 21e eeuw behoorlijk te escaleren.
BeantwoordenVerwijderen