|
Petrus, Geluksvogel (recycle art), bewerkt houten beeld uit West-Afrika, hoogte 38,5 cm |
654. Een geluksvogel,
d.i. iemand wien alles bijzonder
meeloopt, die veel geluk heeft, een boffer, een bofkont1); hetzelfde
als een gelukshans, een gelukskind, een gelukzak (Teirl. 470). Het
znw. vogel moet in deze samenstelling in denzelfden zin worden
opgevat als in een slimme, schrandere, gladde, stoute vogel (d.i.
mensch), een spotvogel (16de eeuw; zie Kiliaen); hd. spottvogel. Vgl.
Halma, 738: Hij is een vogel! c'est un drolle! zie Ndl. Wdb. IV,
1315; Antw. Idiot. 1394 en vgl. het hd. Glücksvogel; fri.
geloksfûgel, gelokskiter.2)
bron: F.A. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen,uitdrukkingen en gezegden. W.J. Thieme & Cie, Zutphen 1923-1925(vierde druk)
Hij lijkt mij aan voodoo te doen. Of dat een geluk voor hem is ...?
BeantwoordenVerwijderengeluk is een kwestie van Voodoo.
Verwijderen