donderdag 22 mei 2025

6. DE KLEINE GESCHIEDENIS VAN JAN VAN DER PUTTEN. HET TRAININGSKAMP

 

De pas aangekomen rekruten in het trainingskamp is een aandoenlijk groepje goedwillende jongeren. Anti-helden zijn het. Uniformen zijn er niet. Met houten stokken als geweren leren ze de tijgersluipen en exerceren. Het heeft allemaal veel weg van een slechte film. 



Terwijl Jan vanuit zijn hotelkamer in San José de strijd in Nicaragua volgt, gaan Koen Wessing en ik op weg naar de Nicaraguaanse grens waar Eden Pastora ofwel Commandante Cero met zijn troepen vecht tegen de Nationale Garde. Als journalisten passeren we de laatste Costa Ricaanse post voor La Cruz. 


Die middag nog fotograferen we in een geïmproviseerd Sandinistische ziekenhuis dat nog net op Costa Ricaans grondgebied ligt, gewonde soldaten. Ze worden direct van het front van de andere kant van de grens met ambulances of gewone auto’s aangevoerd. Er lopen ook soldaten rond die even willen bijkomen van de spanning en de angsten.


Die avond vinden we aansluiting bij een Sandinistische konvooi dat een kamp in Nicaragua gaat bevoorraden. We spreken een trefpunt af waar ik mijn auto kan parkeren. Vandaar rijden we achter in de bak van een van de pick-ups van het konvooi mee. Het wordt intussen donker en tot overmaat van ramp begint het zachtjes te regen.


De zandweg, een sluiproute door bos en struikgewas, verandert in ene mum van tijd in een grote modderpoel. Ik merk dat onze chauffeur weinig of misschien wel helemaal geen ervaring heeft met het rijden van een 4x4 pick-up door modderig terrein. En ja hoor, de pick-up loopt vast. Het konvooi stopt. Andere journalisten en wij twee stappen uit om te helpen met duwen. 


De auto komt los maar lang duurt het niet. Na ongeveer en half uur loopt zowat het hele konvooi auto’s vast in de modder. Er zit niets anders op dan te voet verder te gaan. De groep is groot en schiet dus niet op. Twee begeleiders besluiten om vooruit te gaan om hulp te halen. Ik hoor het plan en vraag of ik mee kan. Koen besluit met de groep mee te lopen. 


Zo sluip ik met twee Sandinisten door bossen, struiken, weilanden en waad door kleine beken. Na een uur moeten we bij een verlaten hut de weg vragen. Mijn twee begeleiders zijn in het donker de weg kwijt geraakt. Uiteindelijk bereiken we het kamp rond een uur of twaalf ’s nachts. 


Ik val als een os in slaap. De volgende morgen zie ik Koen en nog een paar journalisten uit Venezuela en Brazilië die pas om drie uur ’s nachts zijn aangekomen. We staan op zodra de zon opkomt. Het blijkt dat we in een trainingskamp terecht zijn gekomen voor nieuwe guerrillastrijders.


Ik krijg het gevoel dat ik op een grote filmset ben terecht gekomen. Het is moeilijk te geloven dat alles echt is en niet gespeeld. Ik ken de binnenlanden van Midden Amerika maar zo een primitief kamp, eigenlijk niet meer dan een paar armzalige boerenhutten, heb ik niet verwacht. Er woont een arme boerenfamilie zo leid ik af aan de staat van hun kleren en die van de hutten. Ze hebben uit solidariteit hun hutten ter beschikking gesteld aan de Sandinisten. Moeder en dochter werken in de keuken, vader en zonen zijn manusjes van alles.


Koen en ik maken foto’s van de training. Ik maak portretten van de jonge strijders, van de familie, de commandant enz. In de verte klinkt geweervuur. Als het niet echt zou zijn, zou je denken dat we in een komische film terecht zijn gekomen. 


Vlak bij ons lopen enkele strijders patrouille naar ik aanneem om het kamp te beschermen tegen een mogelijke aanval van Somoza’s soldaten. Een van de strijders blijkt een jongen van een jaar of veertien. Hij loopt zo trots als een pauw rond met zijn automatisch geweer en is bereid voor ons te poseren, zoveel en zo lang als we willen. Is hij een kleine held of is hij een kind dat op onverantwoorde wijze gerecruteerd is voor het sandinistisch leger?  


Het wordt tijd voor mij om te vertrekken. Ik heb mijn vrouw beloofd om voor 12 uur vanmiddag mij te melden en te zorgen dat ik in de middag weer thuis ben. Het wordt nog een heel gedoe om mijn terugreis te regelen. Nadat ze hoort dat mijn vrouw hoogzwanger is, regelt de vrouw van de boer een paard voor me. Haar man rijdt mee te paard om mij de weg te wijzen en het paard mee terug te nemen. Koen trekt verder het land in op zoek naar foto’s van de revolutie.


Jan mag dan dit avontuur gemist hebben, goed een maand later (19 juli 1979) kan hij het goedmaken. De sandinisten hebben gewonnen en Jan rijdt gezwind naar Managua om de revolutie te verslaan voor Neerlands' radiozenders en kranten. 


1 opmerking: