Tussen zijn beslommeringen over het einde van zijn contract met den Haag en de vraag hoe het nu verder moet in zijn leven, krijg ik van hem soms adviezen over mijn leven en toekomst.
“We zitten beiden in hetzelfde schuitje, overladen met werk, met als gevolg dat vele dingen niet op tijd afkomen of dat men het een en ander moet afzeggen, wat dan gemakkelijk geïnterpreteerd wordt als gebrek aan belangstelling of verantwoordelijkheidsbesef. Al meer dan 25 jaar ben ik bezig mij te verzetten tegen de druk van de wereld om mij tot een machine of een robot om te vormen. Ik neem eigenlijk alleen maar tijd voor mijzelf om te slapen. Niemand betaalt een zestienurige werkdag en niemand snapt wat ik nu eigenlijk uitvoer. Vele bezoeken, niet de jouwe, maken mij nerveus omdat stapels werk te wachten liggen. Iedereen die beslag op mij legt schijnt te denken dat ik niets anders te doen heb dan te luisteren naar drama waarin weinig of niets aan kan doen….
Beste Piet, ik spoor je niet aan tot egoïsme als ik je aanraad om te trachten menselijk te leven ondanks je drukke bezigheden. Met enige uitzonderingen voor zeer goede vrienden moet je je huisgezin als een kleine oase behouden om de kracht te behouden om je in te zetten voor anderen. Mijn doktoren zeggen, ofschoon ik geen huisgezin heb, dat ieder normaal mens rondom zeven uur ’s avonds zijn privé leven begint. Dat is existentieel even noodzakelijk als ademhalen en eten. Maak je geen moderne Egyptische slaaf. Ik mag dat wel zijn, omdat het ergens mijn roeping is en ik geen gezin heb. Men mag mij ook onnodig vermoorden, maar jou niet. En in feite, is het resultaat van je arbeid wellicht beter als je enige tijd uittrekt voor je zelfverwerkelijking, welke onmogelijk abstract kan zijn in je inzet voor noden van miljoenen op afstand. Blijf optimistisch, al zie je geen resultaten. Al je doen is waardevol, al bouw je geen klokkentorens, ziekenhuizen of scholen. Ik hoop dat het geen zelfmisleiding is als ik je zeg dat ik op deze wijze praktisch heel mijn publieke leven verwerkelijk. Ik zaai soms iets verstandigs vaak wellicht dwaasheden, wie weet het, als de boer uit het Evangelie. Een gedeelte van het zaad viel in vruchtbare aarde, een gedeelte op rotsen, een gedeelte tussen doornen. Als iemand alleen maar successen wil zien frustreert hij zichzelf omdat hij geen notie heeft van de menselijke existentie. Dit soort lieden zal je wel bij bosjes omringen. Ondanks hun zogenaamd succes zijn ze massa gris of “das Man” in de terminologie van Heidegger. Je brieven zijn voor mij een een verkwikking. Hoewel je het misschien niet altijd met me eens bent, hoe zou je het kunnen en ik vraag je dat ook niet, weet ik of ervaar ik hoever we aan elkaar gelijk zijn. Jij een jongere editie van iemand die op het punt staat te verdwijnen.” (passages uit brief van Frans Rosier, 25 oktober 1973)
Frans legt verderop in de brief uit waarom ik geen brieven meer krijg van Fernando.
“Het is begrijpelijk dat Fernando je niet schrijft. Niet dat hij iets tegen je heeft. Integendeel, we hebben samen je artikels in het Spaans vertaald. Maar hij leeft in een enorme frustratie omdat hij geen perspectieven heeft voor de toekomst. Hij lijdt aan een soort psychische verlamming, wat je hem natuurlijk niet moet schrijven. In het leven van vele begaafde mensen komen momenten voor die St. Jan van het Kruis donkere nachten noemt. En in een donkere nacht schrijf je geen brieven. Merkwaardigerwijs zegt Sartre dat Sint Jan van het Kruis de enige auteur is die geheel in zijn denkwijze ligt, hoewel de een atheïst is en de ander heilige.” (idem 25 oktober 1973)
De brief gaat verder over de nog staats gaande beslommeringen als gevolg van het einde van zijn contract met Den Haag. Hij heeft weinig vertrouwen in een commissie van het ministerie die half november naar Colombia zal komen en bestaat uit hooggeleerde heren, “die waarschijnlijk alleen maar uitgaven weten op te tellen en af te trekken.”
Aan het eind van zijn brief kondigt hij zijn komst naar Nederland aan in verband met een medische keuring. Dit is de tweede keer dat hij sinds ik terug ben uit Colombia, naar Nederland komt. De eerste keer was in 1971 op doktersadvies. Hij kwam toen volledig uitgeput aan en is met een ambulance van Schiphol direct naar het ziekenhuis Dekkerswald in Groesbeek gebracht. Na een paar maanden is hij weer teruggegaan naar Colombia om zijn professoraat en werk te hervatten.
De reden van zijn komst nu is dat zijn contract met Den Haag stopt en hij geen idee heeft hoe het nu verder moet. Het liefst zou hij met zijn werk doorgaan in Colombia maar of dat financieel mogelijk is, is maar zeer de vraag. Hij schrijft dat hij uitgenodigd is om naar Amerika te komen, maar hij zou niet weten wat hij daar moet doen en “in Nederland ben ik ook welkom, maar wat ik daar moet doen is mij evenmin duidelijk.”
Dat laatste begrijp ik goed. Sinds ik terug ben uit Colombia heb ik het idee dat Nederland zo goed als af. Natuurlijk, er moeten hier en daar nog details worden bijgewerkt maar het grote geheel is gedaan. Dijken, rivieren en wegen, boerderijen en hun land, steden en dorpen liggen er verzorgd bij. Niemand hoeft te leven in armoede. Daarentegen is er in de rest van de wereld nog veel te doen.
Rosier was een man met wijze levenslessen, als ik het zo lees.
BeantwoordenVerwijderen