woensdag 23 augustus 2017

DE EENZAAMHEID VAN DE ONGELOVIGE 2

Hoewel ze het nooit zei, was mijn moeder trots op haar kinderen.

Op mijn zevende, ik zit net in de tweede klas van de lagere school, lig ik ineens in het ziekenhuis. Het is een lange geschiedenis geworden. De katholieke zusters van Liefde zorgen ervoor dat ik ‘s zondags ter communie kan gaan. Op mijn witte schone lakens wordt een wit kanten kleedje onder mijn kin gelegd. Ik lig klaar om het lichaam van Christus uit handen van de priester te ontvangen. Het is klein vredig theaterstukje.

Ondanks de zeer pijnlijke injecties in mijn ruggenmerg, met een tuigje aan liggen in bed en een quarantaine van een paar weken in een badkamer vanwege de bof, hou ik toch goede herinneringen aan het ziekenhuis. Een fluitende merel in de tuin, een verrekijker om in de ziekenhuistuin naar vogels en bloemen te speuren, katholieke Engelbewaarders, Wipneus en Pim en Pietje Bel lezen. ’s Middags brengen de nonnen een kop thee met snoep. Het leven in een ziekenhuis is vol verrassingen. 

Later hoor ik dat mijn hersenvliesontsteking kantje boord is geweest. Zelf heb ik niet aan dood gaan gedacht. De dood is dan nog niet tot mijn bewustzijn doorgedrongen. Die is op je zevende nog ver weg. Pijn bestrijding met paracetamol of aspirine was er toen ook nog niet, ook niet tijdens mijn hardhandige behandeling van asthma in een Utrechts ziekenhuis. Niet erg. Je leert met pijn leven, leven zonder pijn bestaat niet. Ik lees dat de Middeleeuwse Sint Lidwina van Schiedam, die op veertienjarige leeftijd na een val op het ijs haar leven lang verlamd was, haar lijden opdroeg aan God. Door haar lijden te ‘vergeestelijken’ wordt het draaglijk. Het is een combinatie van katholiek stoïcisme en mystiek. De Middeleeuwse Augustijner en mysticus Thomas a Kempis schreef een boek over haar leven.


Mijn moeder is altijd bezorgd gebleven. Dat moet voor haar een last zijn geweest. Ik hoop niet al te zwaar. Mijn vader noemt mij een binnenzitter. Hij vindt dat ik buiten moet spelen in plaats van lezen en met meccano spelen. Ter aanmoediging neemt hij me mee naar zondagse voetbalwedstrijden en uit vissen. Het is niet aan me besteed. Tegen een bal trappen op school of met klasgenoten op een veldje is te doen, maar naar voetbal kijken vind ik saai. Vissen is nog saaier. 

(Verschijnt wekelijks)

2 opmerkingen: