dinsdag 21 februari 2017

LANDSCHAP EN WERELDBEELD 2: NATUUR EN REIZIGER

Joachim Govertsz. Camphuysen (Gorinchem-Amsterdam 1601/02 - 1659),
Landschaft mit Reisenden bei einem Weiler.
Op het schilderij zien we 2 reizigers moeizaam een water oversteken.
Zo te zien komen ze van een soort nederzetting rechts achter hen.
Links is een groepje iets aan het plukken. Bosbessen misschien?
Het is een "seculier" nog weinig geciviliseerd landschap.
Het enige wat nog verwijst naar religie is de kerktoren in de verte.

Komen in Bruegeliaanse landschappen nog religieuze motieven en onderwerpen voor, na hem verdwijnen ze vrijwel helemaal uit het landschap. Het wordt een apart, op zichzelf staand onderwerp. Het landschap dient niet langer meer als achtergrond van een religieus verhaal of boodschap. Voortaan zien we schilderijen met een overweldigende natuur waarin de mens zich op de een of andere manier een weg baant. In het museum zien we deze ontwikkeling op schilderijen van Joachim Govertsz. Camphuysen en van David Vinckboons.

David Vinckboons (Mechelen 1576 - voor 1633), Gebirglandschaft mit eleganten Figuren auf dem Weg zu einem Dorf.
De Brabander Vinckeboons behoorde tot wat je de Bruegeliaanse school zou kunnen noemen.
We zien ook hier een enorme dieptewerking dank zij de stromende rivier 

die het oog volgt en de reusachtige bergen. 
De huizen en de mensen zijn daar tegenover klein, haast nietig.
Dit soort Bruegeliaanse schilderijen staan aan het begin van de romantisering van het landschap.
De beroemde Nederlandse landschapschilder Jakob van Ruisdael is in deze serie van mens en natuur vertegenwoordigd met het schilderij “De waterval” (1660). We zien geen herkenbaar Nederlands landschap geschilderd naar de werkelijkheid maar een nog zo goed als ongerepte natuur met daarin mensen die onderweg zijn op nauwelijks begaanbare paden. Op deze Ruisdael zien we de natuur tegelijk als vriend vanwege zijn schoonheid en goddelijke ongereptheid, een verre echo van het paradijs, maar tegelijk ook als vijand vanwege de mogelijke ontberingen onderweg en de kans er in te verdwalen. 

Naarmate de reismogelijkheden en het comfort onderweg groter wordt voor de reiziger, wordt het landschap schilderkunstig romantischer, een combinatie van avontuur en toen nog god gegeven schoonheid. Het landschap is afgebeeld als de natuurlijke omgeving voor de mens en is dus tegengesteld aan de stad. Deze romantiek van het landschap, de combinatie van ongerepte schoonheid en avontuur,  heeft ook in onze tijd nog steeds een grote aantrekkingskracht op reizigers.

Jacobsz. Isaak van Ruisdael (Haarlem 1628/29 - 1682 Amsterdam), Wasserfall um 1660
Geen Nederlands landschap maar een ruig en ongeordend berglandschap met een waterval.
Zulke schilderijen gaven aan de burgerlijke woonkamers en salons een avontuurlijk tintje.
Terwijl de mensen op het schilderij in een overweldigende natuur hun weg moeten vinden,
zit de toeschouwer veilig in zijn woonkamer met een kopje thee onder zijn bereik.
Het is het begin van de romantisering van reiziger en landschap.

Nog steeds denken mensen dat zoiets te vinden moet zijn op verre reizen vooral in tropische landen met hun zogeheten ongerepte stranden. In werkelijkheid bestaan dergelijk ongerepte gebieden nauwelijks meer op onze aardbol. Als ze er al zijn dan weerhouden ze de reiziger er heen te gaan vanwege het gebrek aan comfort, de angst ziek te worden en bij gebrek aan medische zorg te sterven. 

Het is valse romantiek. De reiziger wil wel de lusten maar niet de lasten met als gevolg dat het oppervlakkige reizen worden. De existentiële diepgang ontbreekt. Het avontuurlijke reizen is een namaak belevenis geworden, een kant en klaar consumptie artikel aangeboden door de reisbureau’s.

Georg Anton Rasmussen (Stavanger 1842-1914 Berlijn), Hütten am Fjord (1885).
Het romantische landschap van de kleine (boot)reiziger in de grootse natuur vindt zijn weg tot
in de 20ste eeuw. de natuur is hier minder overweldigend dan in de vorige schilderijen.
In de 19e en de 20ste eeuw werd de natuur door de ontwikkeling van de techniek
steeds meer onderworpen aan de mensen.
Tegelijkertijd tastte de technische vooruitgang de ongereptheid van de natuur aan.

Daarentegen was een reis voor de zeventiende eeuwse reizigers, die zeeën en oceanen afschuimden op zoek naar goud, slaven of andere winstgevende zaken, per definitie avontuurlijk en dus ook gevaarlijk. Men wist niet of men wel ooit weer levend thuis zou komen. Maar dat hoorde toen bij het leven. Men was gewend aan de vroege dood, aan ziektes, ongelukken, armoede of doodgewone pech.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten